Jacques de Kadt (1897–1988) was een spraakmakend communistisch, later sociaal-democratisch politicus en politiek essayist. Hij groeide op in een liberaal-joodse omgeving en raakte in de ban van het socialisme door Oscar Wildes essay ‘The Soul of Man Under Socialism’. Zijn belangstelling voor het communisme werd vervolgens gewekt door Rosa Luxemburg. In 1919 trad hij toe tot de Communistische Partij Holland (CPH), later sloot hij zich aan bij de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) en SDAP. In 1935 publiceerde hij zijn eerste boek, Van Tsarisme tot Stalinisme, een definitieve afrekening met het communisme. Na 1935 veranderde De Kadt van een revolutionaire anti-kapitalist in een anti-communistische en anti-fascistische verdediger van de vrijheid. Dit resulteerde in 1939 in zijn tweede hoofdwerk Het fascisme en de nieuwe vrijheid, dat nog voor de Duitse inval in Polen verscheen. Hierin gaf hij een scherpe analyse van het fascisme en nationaal-socialisme en voorspelde hij dat de nieuwe wereldoorlog die op uitbreken stond maximaal vijf jaar zou duren.
In mei 1940 vluchtte De Kadt via Londen naar Indië, waar hij in contact kwam met voormannen van de nationalistische beweging die onafhankelijkheid nastreefde, zoals Hatta en Sjahrir. Hij overleefde de internering tijdens de Japanse bezetting en keerde in 1947 in Nederland terug, waar hij in 1949 zijn bittere aanklacht tegen Nederlands koloniale politiek publiceerde onder de titel De Indonesische tragedie. Het treurspel der gemiste kansen.
In 1948 werd De Kadt buitenlandspecialist voor de PvdA in de Tweede Kamer. Zijn felheid en ook zijn bijdragen aan het blad Socialisme en Democratie riepen waardering maar ook afkeuring op.
Nadat hij in 1963 de Kamer verliet, raakte hij in de tweede helft van de jaren zestig ernstig teleurgesteld in de PvdA. Zijn derde hoofdwerk De politiek der gematigden (1972) bevatte een felle aanval op de jeugdrevolte van de jaren zestig en een waarschuwing tegen de steeds populairder wordende ontspanningspolitiek. Het werk werd door publiek en kritiek genegeerd, maar De Kadt bleef politieke stukken schrijven, veelal voor Tirade. Voorts publiceerde hij zijn politieke memoires in Uit mijn communistentijd (1965), Politieke herinneringen van een randfiguur (1976) en Jaren die dubbel telden (1978).