Het hagelde vannacht – wisselkiesjes
’s morgens op het schelpenpad.
Boven op het laatste duin brak achter mij
zon door januarimist.
Ik daalde af, betrad de melkweg witte korreltjes
tot het zachte ribbelzand.
Meegekeken met het licht. Waarom ken ik u niet.
Keek en keek mij uit en keek
zoals ik keek toen ik hier met mijn vader keek
met mijn vader kijkende.
Waar bent u op uit met uw schepselen
aan de zoom van eeuwigheid
dat u hen plaatst voor kunnen denken
dit is voor het laatst het laatst
Uit: Willem Jan Otten, Gerichte gedichten