Jij: een onttroonde tyran,
rusteloos ronddraaiend
in je gerieflijke huis
tussen de boeken en de schilderijen
en het geruisloze bestaan
van planten.
En ik: je spotzieke hofnar,
ontboden tot vermaak,
geliefkoosd en afgestraft
omdat ik me niet kan onderwerpen
aan je schijnbewind.
Soms luisteren wij samen
naar de wind aan het raam
die ons roept met de stem
van het heelal.
Hoe lang nog
houdt de angst in je ogen
ons gevangen?
Uit: Hanny Michaelis Verzamelde gedichten